Rachel Walsh werkt als misdaadjournaliste voor het National News Network. Zij wordt naar Brighton gestuurd om verslag te doen van een persconferentie van de politie over de vermissing van een jonge vrouw. Tot haar grote schrik en ongeloof ontdekt Rachel dat de verdwenen vrouw Clara O'Connor is, haar hartsvriendin. Een paar dagen voor de persconferentie hadden zij nog een afspraak gemaakt om ergens wat te gaan drinken maar Clara is nooit komen opdagen. De wereld van Rachel staat op zijn kop en ze is nauwelijks nog in staat te werken. De verwarring neemt alleen maar toe als blijkt dat haar vriend Jonny met wie zij binnenkort in het huwelijksbootje zal stappen de laatste was met wie Clara samen is gezien. Een paar dagen later wordt hij dood gevonden. Hij is vermoord. Omdat Rachel hierdoor niet meer onafhankelijk is mag zij geen reportages over de verdwijning van haar vriendin meer maken. De vriendschap was echter dusdanig hecht dat Rachel dit verbod negeert en toch op onderzoek uitgaat. Zij zal haar vriendin koste wat het kost vinden.
Voordat Colette McBeth fulltime ging schrijven werkte zij als journaliste bij de BBC. Haar debuut Precious thing verscheen in 2013 en werd in 2014 in Nederland uitgegeven onder de titel Tot ik je vind. Het verhaal is opgezet als een lange brief aan Clara waarin Rachel het verhaal over hun vriendschap vertelt zoals dat in haar gedachtewereld leeft en waarin ze haar kijk geeft op de gebeurtenissen die plaatsvonden vanaf het moment waarop zij elkaar voor het eerst ontmoetten. In prachtig proza vertelt Colette McBeth hoe Clara en Rachel op de middelbare school vriendschap sloten; een vriendschap waarvan zij de overtuiging hadden dat het een vriendschap voor het leven zou zijn en dat zij door niets en niemand konden worden gescheiden. Het verhaal ontwikkelt zich in een aangenaam tempo. Colette McBeth besteedt uitgebreid aandacht aan het ontstaan van deze bijzondere vriendschap en ontleedt nauwkeurig welke gebeurtenissen de vriendschap bedreigden toen Clara na een afwezigheid van zeven jaar weer in het leven van Rachel opdook. En steeds is er die vraag: wat is gebeurd en waarom kon iets wat zo mooi en puur leek veranderen in het tegenovergestelde? Het antwoord wordt pas aan het einde gegeven maar dan heeft zich inmiddels een groot aantal onverwachte wendingen voorgedaan.
‘Goed, naast wie is er nog een plaatsje vrij?’ Mevrouw Brackley heeft haar arm om me heen geslagen. Dat doen ze altijd. Dat is wat ik het allerergst vind aan de nieuweling zijn.
Een paar meisjes steken hun hand traag op. ‘Ze kan naast Gareth, mevrouw,’ zegt er eentje, en dan hoor ik een jongensstem roepen: ‘Als ze tenminste de stank van zijn ruften aankan.’ De klas barst in lachen uit. Ik probeer het buiten te sluiten. Zo doe ik het altijd, in deze klaslokalen die er allemaal hetzelfde uitzien en allemaal hetzelfde ruiken. Ik ben nu bijna veertien en Niamh heeft beloofd dat dit de laatste keer is dat we verhuizen, maar dat heeft ze wel vaker geroepen. Dus waarom zou ik haar geloven?
Mijn blik valt op een meisje achter in de klas dat niet meelacht. Ze lijkt ouder dan haar klasgenoten en geamuseerd door hun gedrag, sereen bijna. Er hangt een wolk van rust om haar heen. Ze is knap. Nee, niet knap. Ik vind haar mooi. Ik zie haar ogen dromerig van het bureau naar het raam gaan, alsof ze weet dat dit er allemaal niet toe doet omdat haar daar buiten betere, belangrijker dingen te wachten staan.
‘Zo kan hij wel weer, James,’ zegt mevrouw Brackley, met haar arm in de lucht alsof dat gebaar genoeg is om het gelach tot bedaren te brengen. Haar gezicht glimt van de warmte in het klaslokaal, en haar wangen zijn vuurrood. Ze draagt een trui met witte, rode, bruine en gele strepen en er zitten donkere kringen onder haar oksels. Door het raam zie ik de lage septemberzon, die weerkaatst op het dak van de fietsenstalling en lichtvlekken op het schoolplein werpt. Ik knijp mijn ogen een beetje dicht tegen het felle licht.
‘Rachel.’ Ze wendt zich weer tot mij en ik voel haar adem, die naar thee en koekjes ruikt. Kaakjes, of biscuitjes misschien. Niamh zegt altijd dat ik een goede neus heb. Maar daar ben ik niet zo zeker van, volgens mij moet iedereen wel in staat zijn haar kegel te ruiken als ze gedronken heeft. ‘Je mag zelf kiezen waar je wilt zitten. Er zijn hier vooraan nog twee plekken,’ zegt ze terwijl ze ze aanwijst, ‘of nog eentje achterin.’ Voor ze haar zin heeft kunnen afmaken weet ik al dat er maar één optie is. Als een magneet word ik getrokken naar het meisje achter in de klas en haar krachtveld in gezogen.
Tot ik je vind is intelligent en zorgvuldig geconstrueerd en ademt een intense en donkere sfeer uit die zich verdikt naarmate het verhaal vordert. Onderwerpen als liefde, geheimen en verraad passeren de revue en op overtuigende wijze laat Colette McBeth zien hoe dun de scheidslijn is tussen onvoorwaardelijke liefde en intense en tomeloze haat. Zij observeert en analyseert messcherp. De ontknoping van deze ijzersterke psychologische thriller is huiveringwekkend, geloofwaardig en onverwacht.
Tot ik je vind is een zeer geslaagd debuut. Naast een overtuigende thriller is het ook een verhaal waarin Colette McBeth laat zien dat iedere vriendschap het zaad van vernietiging in zich draagt en dat er eigenlijk helemaal niet veel voor nodig is om het zaadje te laten ontkiemen.
Engelse titel: Precious thing
Vertaling: Eefje Bosch
Uitgeverij: The House of Books - Amsterdam
ISBN: 978 90 443 4326 7
© 2014 Joop Liefaard