Teodoro Avelar Guimarães is een student medicijnen die zijn tijd het liefst doorbrengt in de snijzaal van het ziekenhuis. Hij ervaart het werken met Gertrudes, een dode vrouw die haar lichaam ter beschikking van de wetenschap heeft gesteld, als een bijzondere ervaring. Hij heeft een speciale band met haar. En vindt troost in zijn onbegrepen bestaan. Téo woont bij zijn invalide moeder die van hem en een rolstoel afhankelijk is. Op een dag begeleidt hij zijn moeder naar een feest en daar ontmoet hij Clarice Manhães, een vrijgevochten jonge vrouw die filmscenario's schrijft. Téo is meteen geobsedeerd door deze fascinerende vrouw en hij dwingt haar met hem op reis te gaan om samen perfecte dagen te beleven. Hij wil haar helemaal voor zich winnen en gaat daarbij nogal vreemd te werk. Gestoord zou iedereen zeggen maar voor Téo is het allemaal heel normaal.
Raphael Montes III (1990) is een Braziliaanse advocaat en schrijver. In 2009 debuteerde hij met een kort verhaal. Zijn eerste roman Suicidas verscheen in 2012 en zijn tweede (misdaad)roman Perfecte dagen (Dias Perfeitos) in 2015. Het boek moet zorgen voor een internationale doorbraak. Raphael Montes schrijft in het strakke ritme van een bossanova maar dan zonder de emotie en de verleiding. Hij creëert een herkenbare Braziliaanse sfeer. Een wereld waarin Téo de gebruiken van de Braziliaanse maatschappij volgt en zeer tegen zijn zin voor zijn behoeftige moeder zorgt. Zijn reis met Clarice naar Teresópolis en daarna Ilha Grande is dan ook niet alleen een reis om een onmogelijke liefde af te dwingen maar ook een ontsnapping uit een beklemmend bestaan.
Er was geen knoflookbrood. Uit het vlees op de houtskoolbarbecue droop het bloed en het vet. Jongeren dansten op oorverdovende funkmuziek. Patrícia amuseerde zich in een kring vriendinnen. Téo kende die mensen nauwelijks en had spijt dat hij niet was thuisgebleven, bij Tom en Jerry.
Tussen de flessen wodka in de koelkast haalde hij een fles water tevoorschijn. Hij had met zijn moeder afgesproken dat hij niet lang bleef. Hij zou een taxi terug nemen en Patrícia zou later teruggaan met een of andere vriendin. Ondanks zijn ongemak vond hij het huis mooi. De enorme villa, tegen de rots aan gebouwd, was in ruime vertrekken verdeeld, die door stenen trapjes te midden van de bosachtige begroeiing met elkaar waren verbonden. Het woongedeelte lag op de top. Als je de trap afdaalde was er een soort rustieke bungalow met een grote veranda waar het feest werd gehouden, met zwembad, barbecue en houten tafeltjes die aan de grond vastzaten. Via kronkelpaadjes kwam je in een goed onderhouden, kleurrijke tuin, die zou overgaan in het bos als daar niet het witte hek was.
‘Gevlucht voor de muziek of voor de mensen?’ vroeg een vrouwenstem achter hem. De stem klonk hees en een beetje aangeschoten.
Téo verplaatste zijn aandacht naar haar. De vrouw was jong, misschien jonger dan hij, en heel klein – hooguit één meter vijftig. Haar bruine ogen dwaalden zorgeloos over de bloemen.
‘Voor de muziek,’ zei hij.
Er viel een lange stilte. Het meisje was goedgekleed – een bloes met gekleurde wybertjes erop en een zwarte rok –, maar mooi was ze niet. Misschien bezat ze een exotisch soort schoonheid. Haar lichtbruine haar was bijeengebonden in een uitgezakte knot, een paar plukken kleefden aan haar bezwete voorhoofd.
‘Was je aan het dansen?’ vroeg Téo.
‘Ja. Maar ik ben het zat.’
Ze glimlachte en hij zag dat de twee bovenste voortanden van het meisje een beetje scheef stonden. Dat vond hij charmant.
‘Hoe heet jij?’
‘Téo. Teodoro, eigenlijk. En jij?’
‘Clarice.´
´‘Mooie naam.’
´O, begin in godsnaam niet over Clarice Lispector, daar heb ik nog nooit wat van gelezen! Die vrouw achtervolgt me.’
De uitval van het meisje amuseerde hem, maar hij bleef serieus. Hij voelde zich niet op zijn gemak bij vrouwen die zo spontaan waren: hij beschouwde ze als superieur, bijna onaantastbaar.
Clarice kwam dichterbij en zette het bord met varkensworstjes en kippenhartjes dat ze in haar rechterhand had, op de dwarsbalk van het hek. Ze peuzelde een kippenhartje op en nam een slok uit haar glas. Zijn oog viel op een gekleurde tatoeage onder de mouw van haar bloes. Wat het was kon hij niet zien.
De personages zijn goed uitgewerkt. Téo is totaal verknipt en dat wordt gedetailleerd uitgewerkt. Alles wat zich in zijn zieke geest afspeelt beschouwt hij als normaal. Het oordeel van de maatschappij is niet gebaseerd op objectieve waarnemingen maar vertroebeld doordat iedereen teveel gehecht is aan regels en wetten. Téo voelt zich onaantastbaar. Hij heeft dan ook geen enkele morele drempel bij de schokkende en gruwelijke manier waarop hij Clarice voor zich probeert te winnen.
In Perfecte dagen is vanaf de eerste bladzijde een onderhuidse spanning aanwezig. Onheilspellende dreiging en tragiek zijn belangrijke en overheersende elementen in het verhaal. De ontknoping is dramatisch, soms wat slordig uitgewerkt maar binnen grenzen. Mário Quintana heeft eens gezegd dat liefde alleen mooi is als we iemand vinden die ons verandert in ons beste zelf. Raphael Montes geeft een heel aparte invulling aan deze overweging.
Perfecte dagen is een geslaagde, overtuigende en schokkende misdaadroman. Een verrassend volwassen boek uit een land dat geen enkele thrillercultuur heeft. Misschien legt de getalenteerde Raphael Montes III hiervoor met Perfecte dagen een basis.
Portugese titel: Dias Perfeitos
Vertaling: Josje Numan
Uitgeverij: Cargo - Amsterdam
ISBN: 978 90 234 9334 1
© 2015 Joop Liefaard