Pagina 85

Een blog over boeken, wat ik lees en wat ik ervan vind



Samuel Bjørk – Ik reis alleen

Door Joop Liefaard 25 januari 15

Ik reis alleen

In februari verschijnt bij uitgeverij Luitingh-Sijthoff de thriller Ik reis alleen van de Noorse auteur Samuel Bjørk. Samuel Bjørk is het pseudoniem voor Frode Sander Øien (1969) schrijver, toneelschrijver en singer/songwriter. Hij debuteerde in 2001 met de roman Fantastiske Pepsi Love. Hij nam zes albums op, schreef vijf toneelstukken en vertaalde Shakespeare. En nu komt hij met zijn eerste thriller die in Noorwegen de titel Det henger en engel alene i skogen meekreeg en in Nederland Ik reis alleen. De kritieken op deze thriller zijn lovend. Ik heb Ik reis alleen deze week voor Hebban|Crimezone gelezen en ik sluit me helemaal bij aan. Zonder al teveel prijs te geven over de recensie hier alvast een paar steekwoorden. Ik reis alleen is een geweldige thriller, intelligent, verslavend, meeslepend en huiveringwekkend. Een thriller zoals je ze niet vaak leest. Op de flaptekst staat het volgende.

Op het Noorse platteland wordt een zesjarig meisje gevonden, met een springtouw opgeknoopt aan een boom. Ze draagt vreemde poppenkleren en een vliegtuiglabel met de tekst Ik reis alleen.
Ik reis alleen van Samuel Bjørk is het eerste boek van een serie met in de hoofdrol inspecteur Holger Munch, een oude rot in het vak, en zijn jongere collega Mia Krüger. Na een intern onderzoek werd Munchs speciale onderzoeksteam jaren geleden opgeheven en werd hij overgeplaatst naar een regionaal politiebureau. Maar als het land wordt geteisterd door een sluwe moordenaar, wordt zijn team weer tot leven gewekt. Munchs prioriteit is om zijn beste onderzoeker, de extreem getalenteerde maar depressieve Mia Krüger, uit haar zelfgekozen isolement te halen. Dat is echter nog niet zo makkelijk...

Hier onder kun je een fragment uit het eerste hoofdstuk lezen.

Holger Munch liet die gedachte varen toen het blonde meisje achter de balie van Europcar kuchte dat hij aan de beurt was.
‘Munch,’ zei hij kortaf. ‘Er is een auto gereserveerd.’
‘Aha, ben jij degene die een nieuw museum in Oslo krijgt?’ knipoogde het meisje met het groene uniform. Munch had de grap niet meteen door.
‘Of ben je de schilder soms niet?’ zei het meisje, terwijl ze vrolijk verder tikte op de computer voor haar neus.
‘Wat? Nee, niet de schilder, nee,’ zei Munch nors. ‘Zelfs geen familie.’
Dan had ik hier niet gestaan, met zo’n erfenis, dacht Munch, terwijl het meisje hem een formulier aanreikte dat hij moest ondertekenen.
Holger Munch hield niet van vliegen, en daarom was hij niet in zijn allerbeste humeur. Niet omdat hij bang was dat het vliegtuig zou neerstorten. Munchs hobby was wiskunde en hij wist dat de kans dat een vliegtuig zou neerstorten kleiner was dan twee keer op één dag door de bliksem getroffen te worden. Nee, hij hield niet van vliegen omdat hij nauwelijks meer in een vliegtuigstoel paste.
‘Zo,’ glimlachte het meisje met het groene uniform monter. ‘Een mooie grote Volvo V70, alles betaald, huurperiode en aantal kilometers onbepaald, je kunt hem terugbrengen waar en wanneer je maar wilt, goeie reis.’
Groot? Was dat ook een lolletje, of bedoeld om hem gerust te stellen? Hier heb je een grote auto waar je geheid in past, nu je zo omvangrijk bent geworden dat je je schoenen haast niet meer ziet?
Voor de aankomsthal, op weg naar de parkeergarage, bekeek Munch zichzelf in een van de grote ruiten. Het werd nu misschien toch tijd. Om wat te gaan trainen. Wat gezonder te eten. Een paar kilo af te vallen. Hij was de laatste tijd om diverse redenen enigszins in die richting gaan denken. Over straat achter criminelen aan rennen, daar was hij al lang geleden mee gestopt, daar had hij ondergeschikten voor. Nee, dat was niet de reden waarom Holger Munch de laatste weken bijna een beetje ijdel was geworden.
Jeetje, Holger, een nieuwe trui? Jeetje, Holger, een nieuw jasje? Jeetje, Holger, heb je je baard bijgeknipt?
Hij deed de Volvo van het slot, zette zijn telefoon in de houder en deed hem aan. Hij maakte de veiligheidsriem vast en reed naar het centrum van Trondheim, terwijl de berichten binnensijpelden.
Hij zuchtte. Een uur lang je telefoon uit en het was weer goed raak. Je kwam nooit van de wereld los. Het klopte niet helemaal dat hij uitsluitend van die vliegreis zo uit zijn humeur was geraakt. Er was de laatste tijd een hoop aan de hand, zowel op zijn werk als aan het thuisfront. Holger streek met zijn vingers over het scherm van de smartphone die ze hem hadden opgedragen te kopen, alles moest nu hightech wezen, de laatste snufjes voor het politiewezen, ook in Hønefoss, waar hij de laatste achttien maanden had doorgebracht. Het politiekorps van Ringerike. Daar was hij zijn carrière begonnen, en nu was hij er terug. Vanwege die gebeurtenissen bij het Tryvannmeer.
Zeven oproepen van het hoofdbureau in Grønland. Twee van zijn ex. Een van zijn dochter. Twee van het verzorgingstehuis. Plus grote hoeveelheden tekstberichten.